Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij, HEERE, [20]zult hen bewaren; Gij [21]zult hen behoeden voor dit [22]geslacht, tot in eeuwigheid. 20. Versta, de vromen en onschuldigen, tegen de praktijken der goddelozen, die om hen gaan als briesende leeuwen. 21. Hebr. zult hem behoeden; dat is, elkeen van hen. 22. Dat is, voor deze boze mensen, die in deze tijd tezamen leven, gelijk Deut.1:35, verg. Matth.11:16 met Luk.7:31, en Matth.12:42 met Luk.11:31. Het Hebr. woord Dor heeft de betekenis van duren, een durenden of langen tijd wonen of blijven, [zie hfdst.84 vs.11] en wordt voorts genomen voor eens mensen leeftijd op aarde, Pred.1:4, en wijders voor een menigte van mensen, die op een tijd of tezamen leven, zo bozen, gelijk hier elders, als vromen, onder hfdst.14 vs.5, en hfdst.73 vs.15, enz.